Vertalen voor een blind of slechtziend oog

Vertalen voor een blind of slechtziend oogGent, Isabelle Bambust - De ontvangst van gerechtelijke documenten (uit andere landen) en de verschijning voor een (vreemde) rechter roepen taalvragen op. Het is niet altijd even duidelijk welke taalrechten de burger heeft, en of hij altijd op een vertaling van een document of op bijstand van een tolk kan rekenen. Ik verdedig een zo ruim mogelijke toepassing van een taal die de burger begrijpt, en dit zowel in burgerlijke zaken als in strafzaken.
De blinde of slechtziende persoon krijgt in mijn onderzoek rond taalbescherming bijzondere aandacht. Voor die particuliere categorie van rechtsonderhorigen is het belangrijk dat eerst de taalrechten worden bepaald, alvorens over te gaan tot een speciale bescherming met betrekking tot hun blindheid of slechtziendheid. Zo heeft het bijvoorbeeld geen zin een Nederlandstalige blinde een Duitstalige akte te betekenen met een (Duitstalige) transcriptie in brailleschrift. Maar wórdt deze speciale categorie van personen werkelijk extra beschermd?



Een onmiskenbare bron is het Verdrag van 13 december 2006 inzake de rechten van personen met een handicap. Alle landen van de Europese Unie hebben dit verdrag ondertekend. Alleen Finland, Ierland en Nederland hebben de tekst nog niet bekrachtigd. Het verdrag heeft als doel “het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid […] bevorderen, beschermen en waarborgen, en ook de eerbiediging van hun inherente waardigheid […] bevorderen” (artikel 1).

In dat zelfde artikel 1 worden personen met een handicap gedefinieerd als “personen met langdurige fysieke, mentale, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving.” De blinde of slechtziende persoon wordt dus vernoemd met verwijzing naar zijn zintuiglijke beperking.

In artikel 2 van dit verdrag omvat het begrip “communicatie” “talen, weergave van tekst, braille, tactiele communicatie, grootletterdruk, toegankelijke multimedia, alsmede geschreven teksten, audioteksten, eenvoudige taal, gesproken tekst, ondersteunende communicatie en alternatieve methoden, middelen en vormen voor communicatie, waaronder toegankelijke informatie- en communicatietechnologieën.” Daarmee erkent het verdrag dus ook het brailleschrift en de grootletterdruk.

Aanvullende gegevens